Mondgewoonten


De functies van de mond; zuigen, kauwen slikken ademen spreken. Soms moeten ze worden aangeleerd. Soms zijn er (afwijkende) mondgewoonten die moeten worden afgeleerd.

Ook ouderen kunnen problemen met het slikken krijgen. Bijvoorbeeld door een neurologische ziekte of beroerte.



Eten en drinken

De moeilijkheden met het eten en drinken bij jonge kinderen kunnen verschillende oorzaken hebben:

  • De baby is bijvoorbeeld te vroeg geboren en heeft nog onvoldoende kracht en uithoudingsvermogen om te zuigen en te slikken.
  • Het is mogelijk dat het slikmechanisme is verstoord door beschadiging van mond of keel.
  • De besturing van het slikken vanuit de hersenen functioneert niet goed.
  • De overgang van vloeibaar naar vast voedsel verloopt soms moeizaam omdat bij baby's de wurgreflex nog te ver voor in de mond zit.
  • De kauwspieren zijn niet sterk genoeg.
  • Soms is er geen aanwijsbare reden maar wil het kind toch niet drinken en/of eten.


Wat doen wij?

De logopedist onderzoekt de totale motoriek en houding waarin het eten en drinken gegeven wordt. Gelet wordt op de aan- of afwezigheid van reflexen. Er wordt ook onderzoek gedaan naar de spierspanning en gevoeligheid in en rond de mond. Het proces rond het eten wordt geobserveerd, eventueel worden er video-opnames gemaakt waarmee het proces van eten en drinken maar ook de interactie tussen het kind en zijn omgeving kan worden geëvalueerd.

De logopedist adviseert ouders en verzorgers over de houding waarin en de wijze waarop het eten en drinken het beste gegeven kan worden. Vaak is er onbewust veel spanning ontstaan rond het eetgedrag van het kind. Die spanning is dan soms een in stand houdende factor voor het eetprobleem geworden.

Zo nodig kan in samenwerking met de ouders en eventueel andere hulpverleners worden gezocht naar geschikte hulpmiddelen die het eten en drinken vergemakkelijken, bijvoorbeeld een aangepaste stoel, lepel of beker.


Afwijkende mondgewoonten

Hieronder verstaan we mondademen, speen-, duim-, of vingerzuigen, slikken met de tong tegen of tussen de tanden, kwijlen.

Open mondgedrag: ofwel mondademen (en ook duimzuigen) heeft nogal wat gevolgen voor de ontwikkeling en gezondheid van het kind. Het moet bij kinderen zo vroeg mogelijk worden gestopt. Het is een mede-veroorzaker van terugkerende verkoudheden en oorontstekingen die kunnen leiden tot slechthorendheid met taalproblemen tot gevolg.

  • De mond droogt uit. Daardoor wordt er veel minder geslikt. Dit heeft tot gevolg dat de buis van Eustachius, die de neusholte met het oor verbindt, te weinig wordt gereinigd. De kans op oorontstekingen neemt hierdoor toe. 
  • Een ander gevolg van mondademen is dat de tong laag onder in de mond ligt, en slap en log wordt. Hierdoor wordt hij tussen de tanden geperst bij het slikken en kunnen de tanden scheef gaan staan. De tong kan niet alleen bij het slikken, maar ook bij het spreken tussen de tanden komen. Slissen is dan het gevolg.
  • De slappe logge tong zorgt voor onduidelijk spreken. 
  • Omdat de adem makkelijker door de mond naar binnen gaat dan door de neus, ontwikkelen de ademhalingsspieren zich minder goed waardoor de romp minder sterk is.
  • Ook de kauwspieren ontwikkelen zich minder goed waardoor voorkeur voor zacht voedsel ontstaat.

Het zuigen op een duim, vinger of speen is normaal bij een baby en peuter, omdat zij nog een grote zuigbehoefte hebben of omdat het veiligheid biedt. Daarna wordt het een gewoonte. Het duimzuigen beïnvloedt de groei van het gehemelte en gebit. Bovendien triggert het een foute slik waarbij de tong tegen de tanden duwt of zelfs er tussendoor gaat. We adviseren ook al bij hele jonge kinderen het zuigen op speentjes (en duimen) tot een minimum te beperken en bijvoorbeeld alleen te koppelen aan het gaan slapen. (dus de speentjes in bed te laten)

Wat doen wij? 

Mond-ademen: De behandeling zal vooral gericht zijn op mondmotoriek en lip-sluiting. We werken met Oro-myofunctionele therapie; OMFT.

Er worden oefeningen gegeven die de spieren van de tong, kaken en lippen versterken; andere oefeningen bevorderen het ademen door de neus. Ook wordt gewerkt aan de juiste rustpositie van de tong.

Duimzuigen: Het is wenselijk het duimzuigen vóór de wisseling van de voortanden af te wennen, omdat dit een nadelige invloed heeft op de gebitsontwikkeling. We brengen in kaart op welke momenten er wordt geduimd, vervolgens bouwen we het in stappen af.

Orthodontie is pas zinvol als de afwijkende mondgewoonten zijn afgeleerd.

Zie op deze animatie de gevolgen van duimzuigen voor het gebit.

Slikstoornissen: De mond moet bij eten en drinken voldoende geopend en gesloten kunnen worden. Het gevoel in en rond de mond moet normaal zijn. Bij een normale slik transporteert de tong het vocht of de voedselbrok naar de keel in een golfbeweging. De tongpunt raakt daarbij de tanden niet aan. We oefenen de mond en tongmotoriek en iedere stap in het kauw en slikproces.


Slikstoornissen na hersenletsel

Na hersenletsel (bijvoorbeeld CVA, ongeval, tumor), een aandoening van het zenuwstelsel (bijvoorbeeld Parkinson, ALS) of na een operatie in het hoofd- en halsgebied kunnen stoornissen in het slikproces ontstaan. Een verstoord slikproces openbaart zich meestal in veelvuldig verslikken. De logopedist kan observeren in welke fase van het slikproces de stoornis plaatsvindt. Het logopedisch onderzoek kan worden uitgebreid met een onderzoek door een kno-arts en/of een radioloog. Voor meer informatie over slikstoornissen.


Wat doe wij?

We observeren in welke fase van het slikproces de stoornis plaatsvindt. Waar gaat het fout? Gedurende de behandeling verbetert de logopedist de verschillende bewegingen in het slikproces; vele oefeningen voor tong, lippen en gehemelte zijn hiervoor beschikbaar. Ook wordt advies gegeven over bijvoorbeeld zithouding tijdens het eten, de samenstelling van het voedsel, de manier waarop het wordt aangeboden of toegediend, de beste houding waarin geslikt kan worden en over aanpassingen in eet- en drinkgerei en bestek. De resultaten van de slikbehandeling zijn in grote mate afhankelijk van de ernst en aard van de stoornis. Er kunnen beperkingen blijven bestaan, waardoor bijvoorbeeld een bepaalde voedselbereiding noodzakelijk blijft of bepaalde voedingsmiddelen niet meer geslikt kunnen worden.